In krap vier dagen tijd werd ik in Taichung van hot naar her gesleept, at lokaal, en zag nog nooit zoveel tempels. Voor elke wens een andere god.
Het voordeel van een paar dagen acclimatiseren in een voorstadje van een grote – maar niet toeristische – stad, is dat je wat anders ziet dan de doorsnee-buitenlander. En de bewoners zien ook eens wat anders dan een doorsnee-Taiwanees.
Middelen van vervoer in Taichung
In die vier dagen heb ik aardig wat middelen van vervoer genomen: de touringcar naar Taichung, übertaxi naar Qingshui, scooter, stoptrein en bus naar Taichung en in Taichung de stadsbus, de leenfiets en natuurlijk de benenwagen. En vandaag met de scooter een ‘berg’ op en af (ik denk dat het voor Limburgse begrippen wel een berg was), met de übertaxi naar het station en nu in de stoptrein naar Taipei: mijn laatste dag en korte nacht voor vertrek naar Cambodja.
De stoptrein doet er weliswaar uren over, maar voor de supersnelle trein moet je eerst met de boemel naar een speciaal station. Daar gaat je tijdwinst. Straks met de metro naar het hotel, en dan morgen heel vroeg met de taxi naar de luchthaven.
Die scooter is een brommer, en op de meeste wegen in en net buiten Taichung mag je maar 40. Aangezien scooters niet geflitst kunnen worden en auto’s wel (waarom is me een raadsel, ze hebben beiden een nummerplaat), rijden de auto’s als een slak en worden ze voorbij geracet door scooters die als het even meezit (het is maar hoe je het bekijkt) de 90 kilometer per uur halen. Ik zag het met eigen ogen en dichtgeknepen billen.
Taichung vond de aanleg van een metronetwerk te lang duren en heeft toen enkele metrobuslijnen aangelegd. Dom natuurlijk want de stad slibt dicht. Nu proberen ze mensen het OV in te lokken met een mooie actie: als je met de trein komt dan mag je een half uur gratis met de bus én een half uur gratis op een leenfiets.
Tot zover de vervoersmiddelen.
Tempels & goden (veel goden)
Het doet een beetje denken aan een grote basiliek en de kappelletjes die in Brabant en Limburg vindt. In elke nis en kapel een heilige. Voor elke gelegenheid is er één beschikbaar. Maar de Taoïstische tempels zijn de overtreffende trap van de katholieken. Niet alleen vanwege het aantal gebedshuizen – hier tempels geheten. Maar voor wat betreft het aantal heiligen – hier goden genoemd. Het is eigenlijk al smet tofu: je kan het zo gek niet bedenken of er is wel een gespecialiseerde god voorhanden tot wie je je kan wenden met wensen.
Sommige mensen gaan met smeulende wierookstokjes in de hand een hele batterij goden af, in de hoop het geluk af te dwingen.
Het is er op sommige dagen een drukte van belang. En een hele reeks rithen kan worden ingezet om dat geluk te bevorderen of om antwoord te krijgen op vragen. Het is me uitgelegd, maar het duizelt me nog. Sommigen halen bij ene tempelbeambte een nummer dat dan weer correspondeert met een vraag die aan een bepaalde god gesteld kan worden. Daarna werpen ze enkele houten voorwerpen op de grond en de manier waarop ze op de grond terecht komen valt het antwoord van die god te lezen.
Je kan ook – net als bij de katholieken – met behulp van geld proberen wat meer te bereiken. Je kan een lampje kopen met je naam erop bijvoorbeeld. Het ergste is wel de wierook. Fijn om de luchtjes van de kattenbak te verdrijven als Lola net gepoept heeft, maar de massale aanwezigheid van smeulende wierookstokjes op alle verdiepingen en in elke nis en ruimte, benemen je soms letterlijk de adem. En dan bij een godenbeeldje bidden voor een goede gezondheid… ik weet het niet.
Tofu, tofu en nog eens tofu

Ander voordeel van logeren bij iemand die uit de streek komt is dat je – mits je er voor openstaat – je laat verrassen door de lokale eetgewoonten. Verwacht hier geen lichaamsdelen van alles wat kruipt, zwemt of vliegt, ik ben tenslotte een vegetariër met veganistische neigingen. Maar ik heb steeds de keuze aan hem gelaten en daardoor veel lokale specialiteiten gegeten. Gelukkig hebben vegetariërs niet te klagen in Taiwan, dus naast veel vegetarische eettentjes bieden ook de zaken voor de alleseter voldoende plantaardigs.
Nu was ik altijd een tofuhater, wat wil je ook als je uit Nederland komt waar er weinig spannends met dit sojaproduct gebeurt. In het gunstigste geval, want tofu verkrachten is een nationale sport. Maar goed, vroeger lustte ik ook geen kaas, en dat eet ik nu wel. En wat de kaaswinkels bij ons zijn, dat is de tofuwinkel hier. Je kan het niet bedenken of het is er: zijdezachte romige tofu, stinkende tofu (waarover zo meer), tofuhuid (een taai soort vel wat van de sojabonenhuid gemaakt wordt), tofu in marinade, gefrituurde tofu. Ik kan nog wel even doorgaan als ik het allemaal onthouden had, maar er is veel en veel meer.
Stinky Tofu

Om maar meteen terug te komen op de stinkende tofu. Op de nachtmarkt heb je een paar tentjes en om een indruk te geven van hoe sterk dat meurt… we reden terug in de bus en Kuan zei geheel overbodig: “another stinky tofu shop”. De stank was in de passerende bus te ruiken. Eerder al liep ik kokhalzend langs zo’n kraam in Taipei, maar nu moest ik eraan geloven, want Kuan kan overtuigen. En zo bevond ik me – braakneigingen wegslikkend – in een rij voor de stinktofukraam. Hij bestelde één portie van het onwelriekende gerecht, en een kom mie-kruidensoep.
Op het papieren schaaltje stonden 6 krokant gebakken vierkante stukjes tofu in een beetje sojasaus. Daarbovenop sliertjes komkommer en kimchi. De bedoeling was nu om met je eetstokjes wat komkommer en kimchi in zon stinktofukubusje te duwen en het geheel zo naar binnen te schuiven. En verhip! Het was nog lekker ook. Het was als oude kaas, niet ruiken maar eten. En de misselijkmakende walmen die je in de rij voor de kraam tegemoet kwamen, waren vooral van de marinade. Overigens was ik de enige die het braken nader stond dan het mondwateren. De anderen stonden watertandend in de rij.
Natuurlijk heb ik meer gegeten: heerlijke gebakken rettichkoek (radish cake of daikon cake), allerlei gestoomde broodjes, Taiwanese omeletjes, verschillende soorten koek en gevulde deegkussentjes (gebakken of gestoomd). Opvallend veel producten die door de toevoeging van zoete aardappel- of taropoeder taaiïg werden en niet superveel smaak hadden. Subtiele smaak bevatten zou je ook kunnen zeggen.

En last but not least aan het einde van een vermoeiende dag: ‘hete pot’ oftewel hot pot. Geen hete lesbiënne, maar een pot met een vloeibare substantie naar keuze met daarin een vulling naar keuze. Je zou het met een beetje fantasie fondue kunnen noemen. Geen aanrader als je al klunzig bent van jezelf, maar helemaal lichamelijk ontoerekeningsvatbaar bent na een slopende dag. Ik kreeg dus een kokend hete pot voor mijn neus die alras stond te borrelen als een malle. Met daarin een berg groenten, paddestoelen, allerhande tofuvarianten en een dot groen bonennoedels. De laatsen waren trouwens helemaal niet groen, maar glazig doorzichtig.
De paniek sloeg bij mij toe want ik moest dus alles onderdompelen met mijn eetstokjes waardoor meteen het fonduepeil tot de rand steeg (inmiddels een kolkende massa). In paniek probeerde ik wat grote stukke vulling naar een potje over te hevelen, maar dat ging natuurlijk mis: ik lanceerde een brok tofuhuid die op de grond terecht kwam. Zonde, want het bleek van de afdeling lekkere tofu. Kuan zat dit met een gelukzalige glimlach te aanschouwen. Hot pot was der aanleiding, maar mijn klunzigheid was een fijne bonus.
metroplant basedplantaardigsojastinky tofuTaichungTaiwantempelstofuveganvegetarisch
Ton de Coster
20 januari 2019Agge mar leut het!