In tropische temperaturen (ik ben wel wát gewend in Cambodja) typ ik deze update van de afgelopen maand. De stilte op dit blog had een reden.
Stilte, maar ik zat niet stil
Mijn laatste blog ging over de talkshow van ATLAS2018, alwaar ik als gast aanschoof. Ik ben dagenlang uit de roulatie geweest – en ik zou het een volgende keer waarschijnlijk weer doen. Want het was goed, vond ik.
De afgelopen weken heb ik wel werk verricht voor Stichting Untenu en tussendoor ook stug doorgegaan met wildtuinieren en rotzooi rapen.
Ook heb ik een serie oude blogs over Henk Krol bijgewerkt naar het huidige blogformat. Hij was in het nieuws, dus ik ging hier eens op zoek.
Maar puf om te schrijven had ik niet.
Mensen die dit blog al langer lezen hebben het vast al eens voorbij zien komen: oververmoeidheid als ik weer een over mijn grenzen ben gegaan. Hiv en bijwerkingen komen in verschillende vormen en gradaties. Je zult me niet snel horen klagen, maar dit is wel een dingetje, en ik leg het graag uit voor de nieuwe lezers.
Hiv, prikkels en grenzen
Er zijn twee constanten sinds ik hiv heb: ik ben ontzettend gevoelig voor prikkels én ik stort elke dag aan het begin van de middag in. Een uur of anderhalf rust doet wonderen. Liefst slaap, maar liggen in het donker helpt ook. Om Oma Heesch zaliger te citeren:
Slaap je niet dan rust je toch.
Maar zo fijn als het is dat ik mijn afspraken voor vrijwilligerswerk zelf kan plannen rondom deze rusttijd, en ik bij voorkeur afspraken spreid over meerdere dagen, soms kan het niet anders. De ene keer omdat er wat leuks te doen is en de prijs die ik ervoor betaal het waard is. Een andere keer is het zo belangrijk, dat het maar moet.
En zo geschiedde op de dag van de talkshow. Voorbespreking om 12.00 uur, lunch (ik eet niet veel als ik daarna moet aantreden), om wakker en alert te blijven koffie gedronken, om 15.00 uur de opnamen van de talkshow, napraten (nog maar een koffie om wakker te blijven) en daarna in de regen te voet van het Leidseplein naar Amsterdam Centraal (want ik wilde dampende trams vol toeristen vermijden).
En halverwege gebeurde het: het voelde alsof ik tot mijn voeten afbrandde, het begon te schiemeren voor mijn ogen. Snel haalde ik enkele notenrepen uit mijn tas, belde mijn man (dan wist hij ten minste waar ik ongeveer voor het oprapen lag). Toch maar de laatste twee haltes met de tram en op het station me volgepropt met ongezonde snacks. En zo haalde ik Rotterdam.
Drie dagen lang voelde ik me slap als een vaatdoek en iemand hoefde maar iets aardigs (of onaardigs) te zeggen en de tranen wilden al naar buiten stromen.
Familieomstandigheden
Aan het eind van de derde dag voelde ik me al wat beter en sprak ik – bij uitzondering in de avonduren – mijn zus via een videoverbinding. Ik schrok me te pletter. Ze zag er slecht uit, had last van haar rug en ik dacht dat het begin van het einde was aangebroken .
Mijn sterke lieve zus is deze week begonnen aan de zoveelste zware chemokuur. Dat nieuws had ik op dat moment nog niet echt verwerkt omdat je soms simpelweg sterk moet zijn voor anderen. En dan kom je jezelf vroeg of laat wel weer tegen.
Dat moment brak de volgende dag aan. Drie dagen lang had ik huilbuien, ik kon er eindelijk aan toegeven. Daarna was ik uitgerust en opgelucht. En nu staan we weer met zijn allen om haar heen. Geestelijk en met dank aan videobellen, want we moeten corona daar buiten de deur houden (en hier ook trouwens).