Vandaag heb ik de Commissaris van de Koningin per brief mijn beklag gedaan over de gebrekkige informatievoorziening door Gedeputeerde Staten.
Gisteren was het voor de derde keer raak: een brief die burgers wel hadden, kreeg ik niet. Eerder kreeg de pers binnen 5 minuten, waar ik 5 dagen op moest wachten.
Om in krachttermen te spreken, ik ben er behoorlijk pissig over. Toch heb ik het beschaafd gehouden al zeg ik het zelf:
Geachte heer Van de Donk,
In december heb ik als Statenlid via de griffie een brief opgevraagd bij Gedeputeerde Staten m.b.t. Reiling Sterksel B.V. Ik kreeg via de griffie te horen dat het druk was op de afdeling en dat afwikkeling van mijn verzoek enkele dagen kon duren. Inmiddels waren burgers al wél in bezit van de brief.
Op 4 februari vroeg ik weer een brief op, via de griffie, zoals een Statenlid betaamt. Een dag later stond de brief (getekend en wel) op www.ed.nl (Eindhovens Dagblad) en een journalist van Omroep Brabant meldde mij dat hij via de afdeling voorlichting van de provincie binnen vijf minuten de brief kreeg. Hij was zo vriendelijk mij een digitale kopie aan te bieden.
Op 8 februari kreeg ik dan de brief, niet getekend, want de getekende versie was zogezegd nog niet beschikbaar!
Vandaag vroeg ik een brief op die enkele burgers eerder die dag in kopie mee hadden gekregen van de afdeling handhaving van de provincie. Binnen een uur werd mij via e-post kenbaar gemaakt dat de brief nog niet verzonden was – dus nog niet openbaar. Inmiddels heb ik van de betreffende burgers een gescande versie ontvangen.
’s Middags werd mij door een ambtenaar van de afdeling handhaving telefonisch meegedeeld dat de brief abusievelijk was meegegeven aan de burgers. Burgers, die mij overigens verzekeren dat een heel dossier gekopieerd en wel meegegeven werd met de mededeling dat het openbare stukken betrof.
Op 6 februari bracht ik Gedeputeerde Van Nieuwenhuizen via e-post op de hoogte van een (weliswaar anonieme, maar voor een bedrijf belastende) brief. Tot vandaag mocht ik daar geen reactie op ontvangen. Inmiddels heb ik de brief ter beschikking gesteld van de AID, die gaarne bereid waren op mijn aanbod in te gaan.
Aan u als voorzitter van zowel Gedeputeerde Staten als van Provinciale Staten de vraag dit aan de orde te stellen in het overleg van Gedeputeerde Staten. Ik vind de gang van zaken niet acceptabel. Alle brieven die ik opvroeg waren voor zover op moment van opvragen bekend, openbaar en konden zonder dralen ook aan een lid van Provinciale Staten worden gezonden.
Ik hoop dat u alles in het werk stelt om aan deze praktijken een eind te maken en dat de informatieplicht serieuzer wordt genomen. Ik voel er weinig voor om fractiemedewerkers te vragen zich als journalist te melden bij de afdeling voorlichting om zo adequaat geïnformeerd te worden.
Tezijnertijd zal ik inhoudelijk op de genoemde brieven terugkomen in de commissie Ruimte & Milieu. Ik verwacht vòòr dinsdag 2 maart aanstaande de antwoorden van Gedeputeerde Staten op mijn schriftelijke vragen d.d. 2 februari 2010.
De laatstgenoemde brief bleek dus toch niet openbaar. Wat er in stond was niet bepaald vrolijk stemmend. Daarover later meer.
bestuurReilinSterksel
Reageren?