Vlees is sinds de intrek van mijn neef regelmatig onderwerp van gesprek en leidt niet zelden tot discussie.
Vlees – oftewel kadaver – op je bord
Van de scharrelslager tot een half varken van de bio-boer. En van enkel nog biologisch vlees naar vegetariër. En nu vegan. Nooit heb ik manlief gedwongen mee te bewegen, alles bewoog harmonieus naar een compromis: hij biologische vleeswaren bij het ontbijt en bij het avondeten samen vleesloos. Met de komst van de vleesvervangers was dat geen straf en mij hielp het geruisloos naar een plantaardig menu.
Niet dat al die vervangers van vlees per sé zoveel gezonder zijn, maar het spaart in ieder geval moeder aarde. Met de komst van onze neef in de leeftijd waarin veel nog ‘stom’ is volgde de volgende aanpassing: er kwam weer vlees op tafel. Of zoals zijn moeder-mijn zus zaliger af en toe schalks placht te zeggen: kadaver.
Op gezette tijden begeef ik mij dus weer in het hol van de leeuw: de kadaverie. De biologische slager wel te verstaan. Want er is één regel waar ik (met kadaverdiscipline) aan vast houd: áls er dan toch vlees gegeten wordt, dan in ieder geval vlees van dieren die een fatsoenlijk leven hebben genoten.
Maar ja: biologisch vleesaanbod in de supermarkt is erg duur en zeer beperkt. Enkel wat kipfileetjes en half om half gehakt, braadworst en enkele delen van het rund. En toen deze week de discussie aan tafel weer losbarstte nadat een stuk bio-vlees van de verantwoorde slager opnieuw niet smaakte, was het lastig de echtelijke eenheid in stand te houden. En nee, het lag niet aan mijn braadkunsten, want ondertussen heb ik dat weer onder de knie. Ook draai ik mijn hand niet om voor het aanmaken van een (volgens de heren lekkere) gehaktbal.

De kwestie is nu: manlief weer aan de vegahap en neeflief aan de plofkip? Ik neig vooralsnog naar ‘over mijn lijk’. Er zijn grenzen. Kijk maar naar de foto hierboven, wil je dat op je bord, dan wel op je geweten hebben?