Gisteravond naar het provinciehuis voor een rondetafelgesprek over het (concept-)eindrapport ‘subsidies’ van de commissie Beleidsevaluatie. Goed om ook eens van de ambtenaren zelf te hiren hoe e.e.a. beleefd wordt.
Op de uitnodiging leek het aanvankelijk of er ook vertegenwoordigers van subsidie-ontvangende organisaties zouden komen, maar dat bleek niet het geval. Het waren provincie-ambtenaren die aan de andere kant staan. Uit diverse sectoren: arbeidsmarktbeleid, economie, samenwerking met gemeenten, enz.
Het rapport dat het bureau Research voor Beleid voor ons heeft geschreven, behandelt ook concrete zaken en deelt ze in naar doelmatigheid en doelkracht. Dat nodigt al snel uit tot bespiegelingen op individueel niveau. Dat was nét niet de bedoeling. We willen een beeld krijgen van het subsidiebeleid. Of de provincie subsidieontvangers ook afrekent op resultaten, en hoe het hele proces (van beleidsbepaling tot subsidieverstrekking en uiteindelijk evaluatie) zich voltrekt.
Dat dit voor de gemiddelde lezer geen toegankelijk kost is besef ik nu wel. Ik groei er ook langzaam maar zeker in en heb gisteren aardig mijn zegje kunnen doen. Gelukkig maakt het onderzoeksbureau een verslag van de avond – daar hoefde ik me niet echt druk over te maken.
Wat ik heb meegekregen gisteren is onder andere dat niet altijd (en zeker niet op korte termijn) resultaten van subsidies meetbaar zijn. De effecten laten zich vaak pas op langere termijn zien. Opvallend vond ik ook een opmerking dat soms in overleg met subsidie-ontvangers naar haalbare doelen wordt gegaan. En de opmerking van één van de ambtenaren dat Gedeputeerde Staten helemaal niet zitten te wachten op afrekenbare doelen was ook interessant. “Even geen nieuw beleid, maar ga eens na wat er van oude afspraken terecht is gekomen”. Iets van die strekking.
Binnenkort krijgen we de aangescherpte versie van het eindrapport en dan kan het met aanbevelingen naar Provinciale Staten. Eens kijken welke aanbevelingen Gedeputeerde Staten uit mogen gaanvoeren.