Cambodja verandert zo razendsnel, het aantal nieuwe gebouwen na negen maanden afwezigheid is niet te tellen. Het verkeer raakt alleen maar meer verstopt met dikke wagens. Maar de kinderarbeid en de bedelaars zijn er nog steeds.
Meer rijkdom, armoede blijft
De contrasten worden zichtbaar groter en dus schrijnender. Voor Untenu was ik eerder al in de cijfers van de Wereldbank gedoken. De helft van de armen was een treetje opgeschoven naar ‘nearly poor‘. Dat betekent zo veel als net boven de armoedegrens. Er hoeft maar dít te gebeuren en ze zakken er weer doorheen.
Ondertussen wordt het contrast groter, want al die nieuwe gebouwen huisvesten de nieuwe midden- en bovenlaag die de nieuw verworven rijkdom graag ten toon spreidt.
Zo wurmde ik me ’s avonds op mijn fiets door het drukke verkeer naar de Russische Markt (het is geen vlooienmarkt zoals in de link wordt gesuggereerd) voor mijn dagelijkse portie bai cha (gebakken rijst) De Russische Markt wordt alleen voor toeristen Russian Market genoemd, officiële naam is Psar Toul Tom Poung naar de buurt waarin deze gelegen is.
Allereerst kruipen de auto’s nog door de niet al te brede straten. Bang voor een krasje. En veel Cambodjanen zijn niet zo’n ster in het rijden, een rijbewijs is niet zelden te koop. Die fiets – hoe licht en wiebelig ook – bewijst nog altijd zijn diensten. Het worden alleen steeds meer auto’s, protserige grote bakbeesten soms en op mijn fiets heb ik net genoeg ruimte om ertussendoor te rijden.

Op de markt staan op de parkeerplaats ’s avonds eettentjes in plaats van auto’s. Men parkeert de scooter liefst pal voor de kraam waar men gaat zitten, dat is dus een gedrang van jewelste tussen het lopende publiek en de geparkeerde bromfietsen door.
Ik zit bij een rustiger eettentje, niet altijd een gunstig teken, maar rust is ook wat waard in deze hectische omgeving. Met mijn rug naar het wandel/brommerpad probeer ik niet al te zeer op te vallen. Mijn telefoon laat ik zoveel mogelijk in mijn broekzak. Opvallen doe ik als één van de weinige bleekneuzen toch wel.
Tussen de tafels schuifelen de bedelaars en de verkopers rond. Je herkent de armoede van verre. Hun haar is ongewassen, de ouderen dragen vieze kleren en vaak een kromma (weet zo snel geen goede spelling, het is een Cambodjaanse omslagdoek die ook als hoofdbedekking wordt gedragen). De kinderen dragen weinig kleren, soms te groot, niet zelden vodden.
Kinderarbeid -> contact
Meestal zeg ik met pijn in mijn hart nee tegen een oudere bedelaar, vooral uit zelfbescherming omdat je dan een stapel Dollars en Riel tevoorschijn moet toveren. En zo kwam er een jochie van naar schatting vijf jaar (kan ook vier zijn geweest), in vodden gehuld, met een grote rvs-schaal op zijn hoofd met daarop lotuszaden.
Hij staat een tijdje zwijgend voor me, monstert me. Het is een scheetje, donkere huid, zoals de meeste armen hier. Zijn velours jack was veel te groot en gleed geregeld van zijn schouders. De schaal zette hij op een kruk en hij bleef maar kijken naar me. Plots klopte hij op de (eveneens) rvs-tafel en kijkt me ondeugend aan.
Alsof ik niet zag dat hij wat wilde verkopen. Nu koop ik niets van kinderen, ik geef bedelende kinderen geen geld en die lotuszaden vind ik sowieso niet lekker. Terwijl ik van mijn hart een steen probeerde te maken, smolt ik weg.
In het Khmer vroeg ik hem of hij wat wilde eten: “Njam baai, oan?“. In verstaanbaar Khmer, maar het komt vaker voor dat men zo verbaasd is dit uit de mond van een witte Europeaan te horen dat men even niet verstaat wat ik zeg. Het kind gaf geen kik en sloeg nogmaals op de tafel en keek me recht in de ogen.
Ik sloeg tegen de onderkant van de tafel en keek hem aan. Dit werd een spelletje en hij ontdooide ook. Maar antwoordde nog steeds niet op mijn vraag. De man achter de wok was blijkbaar bang dat ik verveeld was met de situatie en hij probeerde het jochie verderop zijn waar te laten verkopen. Toen ik vroeg of hij wilde vragen of de jongen wat wilde eten hield hij zijn kaken nog altijd stevig op elkaar.
Omdat ik niets wilde kopen, mijn eten binnen had en ergens toch een eind aan deze bijzondere ontmoeting moest maken, stond ik op en rekende af. Met een “Lie haai!” (tot ziens), pakte ik mijn fiets en liep weg.
De probleemoplosser in mij had het kind wel willen ontvoeren en adopteren. Maar dat kan niet, het mag niet, en waarschijnlijk liep zijn moeder hem van een afstand in de gaten te houden. Uiteindelijk kan ik alle straatkinderen niet redden, maar deze raakte me recht in mijn hart.
PS: het kind op de foto liep vorig jaar bij de kade op de boulevard.
Bekijk de nieuwste foto’s van Phnom Penh op mijn pagina op Flickr:
armoedebedelenBoeddhismeCambodjaChinees NieuwjaarKhmerkinderarbeidrotzooi
Reageren?